Nederlandse naam: Muurleeuwenbek
Latijnse naam: Cymbalaria muralis ‘Alba’
Familie: Weegbreefamilie, Plantaginaceae
Bloei: april-sept.
Hoogte: 10 cm
Border: 1
Aangenomen wordt dat de plant uit Kroatië en/of Noord-Italië afkomstig is. In West- en Midden-Europa nestelt de plant zich vooral in de spleten van oude bakstenen muren. Waarschijnlijk is hij in dit gebied als tuinplant verwilderd.
Muurleeuwenbek prefereert beschaduwde, vochtige plaatsen zoals verweerde muren en zerken van oude graven. Oude dijkbeschoeiingen en kademuren zijn ideaal, omdat het water de temperatuurschommelingen, waar deze plant een hekel aan heeft, beperkt. De plant vormt veel lange stengels, die regelmatig wortelschieten. Hierdoor kan de plant zich behalve door uitzaaiing ook vegetatief vermeerderen.
Na de bevruchting buigt de bloemsteel zich al krommend van het licht af. Het lijkt op de gekromde arm van een trommelslager, vandaar de naam Cymbalaria. De ronde vrucht gaat na rijping aan de top open zodat de zaden met hun typische richeltjes vrij kunnen komen. Eén van de zaden is echter altijd zo groot dat het de vruchtopening niet uit kan, maar door die kromming van de bloemsteel, die je nu vruchtsteel noemt, wordt de vrucht met dit zaad als het ware in een spleet gedrukt tussen de stenen. Als de cement te hard is lukt het de plant niet om dat klaar te spelen, maar op oude zachte cement wordt op deze manier voor de verspreiding en instandhouding van de soort gezorgd. Bij ons staat de Muurleeuwenbek in de volle grond waar hij het ook goed doet. Wel vormt de plant regelmatig ook de dominante lila bloemen die we weghalen om de witte variant te kunnen behouden.
De kiemen van de plant werden tot de 17e eeuw ook gebruikt voor het maken van vruchtensap als bindmiddel.