Nederlandse naam: Wilde tulp
Latijnse naam: Tulipa tarda
Familie: Leliefamilie, Liliaceae
Bloei: april
Hoogte: 10-15 cm
Border: 11
De meerbloemige Tulipa tarda heeft witte stervormige bloemen met een groot geel hart. Aan de buitenzijde van de bloem zijn de binnenste bloemblaadjes geel en de buitenste bloemblaadjes donker gekleurd. Deze soort verwildert erg goed en is uitstekend geschikt voor rotstuinen. Tulipa tarda komt oorspronkelijk uit de bergen van Kazachstan, Kirgizië en de Chinese autonome regio Sinkiang. Tulipa tarda is een echte oervorm van de tulp en is zeer belangrijk geweest voor de ontwikkeling van dit gewas. Tulipa tarda is pas in 1933 officieel geregistreerd.
De Tulp (Tulipa) is, net als alle andere bolgewassen, een eenzaadlobbige plant. Tulpen werden in de westelijke wereld geïntroduceerd door de Weense ambassadeur voor Turkije, Ogier Gisleen van Busbeke, die over de bloemen schreef die hij in 1551 in het Turkse Edirne had gezien. Later zond hij enkele zaden ervan naar Oostenrijk. Ottomaanse sultans droegen een tulp op hun tulband als symbool. De naam tulp is zo afkomstig van het Perzische woord “doelband” (دولبند) dat tulband betekent.
De aankomst van een vracht tulpenbollen in 1562 in Antwerpen betekende het begin van de Europese tulpenteelt. De eerste gedocumenteerde exemplaren werden door de Vlaming Carolus Clusius geplant in de door hem vanaf 1593 geleide Hortus botanicus Leiden. Tussen 1634 en 1637 werden tulpen een ware rage. Deze tulpenmanie ook tulpenwoede, tulpengekte, bollengekte, dwaze tulpenhandel en bollenrazernij genoemd, heeft sommigen grote rijkdom gebracht, maar de meeste speculanten zijn eraan kapot gegaan. In januari 1637 werden tulpenbollen per stuk verkocht voor meer dan tien keer het jaarsalaris van een ervaren vakman, en waren ze ongeveer evenveel waard als een Amsterdams grachtenpand. Ook werd er gespeculeerd in opties op tulpen, die op dat moment nog in de grond zaten. Daar kon natuurlijk nog van alles mee misgaan. Rond 1637 keerde de publieke opinie zich tegen de tulpenspeculanten. Veel burgers zagen speculatie als een vorm van gokken, en daarmee als een ernstige zonde. Er verscheen een stroom van pamfletten waarin werd gewaarschuwd tegen deze handelspraktijken. Op dinsdagavond 3 februari 1637 stortte in Haarlem de windhandel abrupt in, toen een verkoper bleef zitten met een partij bollen die hij voor 1400 gulden had aangeboden. Twee dagen later werd in Alkmaar tijdens een veiling van tulpenbollen in totaal nog 90.000 gulden omgezet. De week daarop kelderden overal in Holland en Utrecht de prijzen. Er ontstond een chaotische situatie met veel onenigheid onder handelaren over de geldigheid van de afgesloten contracten. Al snel bleek dat de meeste bollenhandelaars tulpen die ze niet bezaten, hadden doorverkocht aan kopers, die ze niet konden betalen. Toen was de rage ineens voorbij.